Belangrijke belastingwijzigingen op een rijtje

Geplaatst op

Vanaf 1 maart kan er weer aangifte worden gedaan voor de inkomstenbelasting. Als sociaal financiële hulpverlener wil je natuurlijk je cliënt zo goed mogelijk hierover informeren, of hiermee helpen. De algemene opzet van de aangifte is misschien al bekende kost voor je. Maar heb je ook al voldoende inzicht in de wijzigingen die belangrijk zijn voor de aangifte van de inkomstenbelasting over 2018? In deze blog neem ik je mee in deze wijzigingen.

Docent Bart Seegers

Algemene wijzigingen

Ieder jaar past de overheid veel fiscale cijfers aan. Dit heeft vooral te maken met de inflatie. Dit wordt ook wel indexering genoemd. Zo zien we ook in 2018 lichte stijgingen de heffingskortingen en vrijstellingen. Daarnaast zijn ook de belastingpercentages in box 1 veranderd. In de tweede, derde en vierde schijf is het tarief verlaagd met 0,05%. Belastingplichtigen met een lager inkomen (tot circa € 20.000,-) profiteren hier dus niet van.

Uitbetaling van de algemene heffingskorting

Als minstverdienende partner kun je de algemene heffingskorting onder bepaalde voorwaarden laten uitbetalen. Deze regeling is ooit in het leven geroepen voor partners met een laag of geen inkomen die te weinig belasting betalen om deze heffingskorting te verrekenen. Sinds 2009 wordt de uitbetaalbaarheid afgebouwd met 6,67% per jaar. Dit betekent dat er in 2018 nog maar maximaal 33,33% van de algemene heffingskorting kan worden uitbetaald. Partners die hiervoor in aanmerking komen zullen dus in 2018 minder inkomen genieten. Deze afbouw geldt niet voor belastingplichtigen die zijn geboren vóór 1963.

De werkbonus

De werkbonus is een inkomensafhankelijke heffingskorting. In 2017 kon je in aanmerking komen voor de werkbonus als je op 1 januari 63 jaar was. Dit kon oplopen tot een netto voordeel € 1.119,-. De werkbonus is in 2018 afgeschaft. Oudere werknemers zullen hierdoor dus meer belasting gaan betalen.

Bekijk ook het blog:

De blauwe envelop – Tijd voor de aangifte

Beperking renteaftrek

Sinds 2014 wordt de (hypotheek)renteaftrek beperkt. Dit is met name merkbaar voor mensen met een hoger belastbaar inkomen in box 1 van de inkomstenbelastingen. Je moet dan denken aan inkomens boven de ruim € 68.000,-. In deze gevallen wordt het belastingvoordeel niet meer berekend met het percentage in de vierde schijf (dus 51,95%), maar slechts met 49,5%. Het kabinet heeft aangekondigd dat deze beperking op korte termijn versneld zal plaatsvinden. Dit kan dan ook gevolgen hebben voor de lagere inkomens. De verwachting is dat pas in 2023 merkbaar wordt.

Specifieke zorgkosten

Dankzij de regeling uitgaven voor specifieke zorgkosten rekenen veel mensen met een lager inkomen ieder jaar weer op een belastingteruggave. En terecht. Als je bepaalde bijzondere ziektekosten hebt gemaakt en deze worden niet gedekt door je zorgverzekering, dan kan dit een forse aftrekpost opleveren. Op belastingdienst.nl vind je een overzicht van de bijzondere ziektekosten die in 2018 onder deze regeling vallen. Voor lagere inkomens kennen we een vermenigvuldigingsfactor. Dit houdt in dat de gemaakte specifieke zorgkosten worden vermenigvuldigd met een 1,4 voor belastingplichtigen tot de AOW-leeftijd en 2,13 voor AOW-gerechtigden. Maar dit geldt alleen als het inkomen niet hoger is dan het drempelinkomen (het verzamelinkomen zonder rekening te houden met de persoonsgebonden aftrek). In 2018 is het drempelinkomen verhoogd naar € 34.404,-. Let op! De minimale drempel is verhoogd. Pas als de specifieke zorgkosten hoger zijn dan € 133,- bij alleenstaanden (€ 266,- bij partners), kan er gebruik gemaakt worden van deze aftrekpost.

Vrijstelling box 3

Het inkomen uit sparen en beleggen is belast in box 3 van de inkomstenbelasting. Nu gaat het in box 3 niet over het echte inkomen, maar over een zogenaamd forfaitair inkomen. De overheid bepaalt namelijk hoe hoog het rendement over ons spaar- en beleggingsvermogen is. In 2018 ligt dit rendement tussen de 2,02% en de 5,38%, afhankelijk van de hoogte van het vermogen op 1 januari 2018. Niet al het vermogen telt mee voor de berekening van de inkomstenbelasting in box 3. De eerste € 30.000,- van het vermogen is vrijgesteld. Dit is € 5.000 meer dan in 2017. Als je een fiscaal partner hebt, dan wordt dit bedrag verdubbeld. Let op! De verhoging van de vrijstelling kan ook gevolgen hebben voor de huurtoeslag. Als iemand meer vermogen heeft dan dit vrijstellingsbedrag, vervalt het recht op huurtoeslag.

Wijziging fiscaal partnerschap

Als je met iemand gaat samenwonen, kun je in bepaalde gevallen worden gezien als fiscaal partner en toeslagpartner. Dat kan ook het geval zijn als je met je meerderjarige pleegkind samenwoont. Stel dat een moeder en haar 20-jarige pleegdochter gaan samenwonen, waarbij de pleegdochter zelf een kind heeft. In dat geval is er sprake van een samengesteld gezin. De moeder en haar pleegdochter worden dan fiscaal partner en toeslagpartner. Met alle gevolgen van dien voor de inkomstenbelasting en de toeslagen. Sinds 2018 kan er worden verzocht aan de Belastingdienst om niet te worden aangemerkt als fiscaal partner en toeslagpartner. Dit kan zeer gunstig uitpakken voor de toeslagen.

Bart Seegers